In deze paragraaf komen de meest belangrijke componisten aan de orde. In onderstaand tijdschema staan deze componisten alvast aangegeven. In de tekst staan ze op volgorde van hun geboortejaar.
Indeling componisten
De klassieke componisten in het westen worden ingedeeld naar de muziektijdperken waarin ze leefden.
De componisten in de vroege periode leefden in de begintijd van de Islam. De componisten in de periode 1500-1800 leefden in de tijd van de Reformatie (Luther, Calvijn en Zwingli), in de eindjaren van het Heilige Roomse Rijk (vanaf Karel V), tijdens de 80-jarige Oorlog en het begin van de Republiek van Nederland (stadhouders) en in de Gouden Eeuw van ons land.
Ter informatie zijn in document "Klassieke Muziek" de muziektijdperken, muziekvormen, muziektermen en muziekinstrumenten opgenomen. Dit voor zover ze in onderstaande teksten worden genoemd.
Vroege Periode 400-1420
810 - 867 Kassia
Grieks-Byzantijns dichteres (vooral van hymnen) en componiste uit Constantinopel. We nemen Kassia hier als voorbeeld van componisten uit de Vroege Periode. De overige ongeveer 30 componisten uit deze periode kwamen overwegend uit Europa. Het waren veelal kloosterlingen en troubadours. In deze periode werd de muzieknotatie ontwikkeld, de grondslag voor het motet gelegd, enzovoort. Deze componisten komen hier niet aan de orde, met uitzondering van Hildegard van Bingen. Een huwelijk van Kassia met Theophilos, keizer van Byzantium, ging niet door. Zij stichtte daarna een klooster en werd abdis. Kassia componeerde onder meer hymnen die werden opgenomen in het liturgisch boek van de orthodoxe kerk.
1098 - 1179 Hildegard van Bingen
Duits benedictijnse abdis van een klooster bij Bingen aan de Rijn. Zij was onder meer actief op het gebied van religie, mystiek, kosmologie, wetenschappen, filosofie, compositie en muziekbeoefening, poëzie en plantkunde. Zij was de eerste Europese componiste uit de geschiedenis van de klassieke muziek die bij naam bekend is. In het klooster componeerde ze de muziek die haar tegenwoordig opnieuw beroemd maakt. Deze muziek is net zo afwijkend van het gebruikelijke als haar andere werken en vormt in feite een geheel eigen tak aan de boom van het gregoriaans. Als componiste schreef Hildegard een gezongen drama voor vrouwenstemmen met één partij voor mannenstem (de duivel). Daarnaast componeerde zij onder meer 75 gezangen voor de liturgie. Ongeveer 80 van haar composities zijn ons overgeleverd, een repertoire dat tot de uitgebreidste onder de middeleeuwse componisten behoort.
Renaissance 1420-1620
De ontwikkeling van de muziek in de renaissance hing sterk samen met de toenmalige ontwikkelingen in maatschappij en politiek. Dit betrof het opkomen van handel en nijverheid, van steden en van de macht van de burgerij (naast die van de adel en de geestelijkheid). Met de term renaissance (wedergeboorte) wordt een ontwikkeling in de kunsten en wetenschappen bedoeld waarin de klassieke oudheid steeds meer als voorbeeld werd gesteld. Componisten waren weliswaar nog steeds in dienst van de kerk of een adellijk hof, maar begonnen meer en meer naam voor zichzelf te maken. De feitelijke opvattingen over juiste stijl en welluidendheid van de muziek maakten een grote ontwikkeling door. De kerkmuziek kwam tot ontwikkeling onder de invloed van de kerkhervormers Maarten Luther, Johannes Calvijn en Ulrich Zwingli. De Anglicaanse kerk drukte ook op de muziek van deze tijd een groot stempel.
Enkele kenmerken van de renaissancemuziek:
1. De muziek is merendeels geestelijk van aard met eenvoudige structuren.
2. In veel mindere mate wordt wereldlijke muziek gecomponeerd.
3. Er vindt bij vocale muziek een terugkeer plaats naar een soort muziek die de tekst ondersteunt.
4. De volgende stap is dat ook instrumentale muziek iets moet "betekenen" (zoals een gevoel, een sfeer, verdriet, vrolijkheid, angst, natuur, spelende kinderen).
1505 - 1585 Thomas Tallis
Engels componist en organist uit Kent. Hij wordt beschouwd als de grondlegger van de Engelse, Anglicaanse kathedraalmuziek. Hij genoot grote waardering aan het hof. In 1540 werd hij als organist verbonden aan de kathedraal van Canterbury. Vanaf 1543 was hij in dienst als "Gentleman of the Chapel" bij Queen Mary, vanaf 1572 samen met zijn leerling William Byrd. Daarna was hij in dienst van Koningin Elizabeth. Deze gaf hem in 1575, samen met Byrd, het alleenrecht voor het drukken van muziek en handel in muziekpapier voor een periode van 21 jaar. Tallis en Byrd waren toen gezamenlijk organist van de Chapel Royal. Tallis componeerde motetten, hymnen, missen, koorbewerkingen, cantates en psalmopvoeringen. Tallis was een van de eerste meesters die Engelse teksten op muziek zette voor kerkelijk gebruik.
1525 - 1594 Giovanni Pierluigi da Palestrina
Italiaans componist uit Palestrina (25 km ten noorden van Rome). Hij heeft een grote invloed gehad op de ontwikkeling van de katholieke kerkmuziek. Zijn muziek is altijd beschouwd als een hoogtepunt in de renaissancemuziek.
Hij was koorknaap in de basiliek Santa Maria Maggiore te Rome, organist en kapelmeester in de kathedraal van zijn geboortestad Palestrina, kapelmeester aan de Cappella Giulia van de Sint-Pieter te Rome, zanger van de Sixtijnse Kapel, kapelmeester van de Sint-Jan van Lateranen in Rome, kapelmeester van de Santa Maria Maggiore, muziekleraar aan het Seminario Romano en kapelmeester aan de Sint-Pieter, waar hij ook begraven werd. Reeds bij zijn leven bezat Palestrina Europese faam.
Palestrina heeft een enorme hoeveelheid geestelijke en wereldlijke composities gemaakt, waaronder honderden missen, motetten, madrigalen, hymnen en psalmzettingen. Zijn composities worden gekenmerkt door een heldere melodische structuur en gebalanceerde harmonie in de zangpartijen.
1543 - 1623 William Byrd
Engels componist uit Essex. Hij was een van de grootste componisten van zijn generatie. Leerling van Thomas Tallis en samen met hem organist en had samen met hem het alleenrecht voor het drukken van muziek en handel in muziekpapier. Hij componeerde zowel geestelijke als wereldlijke muziek, zowel vocale werken als instrumentale muziek. Zijn werken bestonden onder andere uit motetten, beurtzangen, missen, psalmen, sonnetten, liederen en canons voor klavier en orgel.
1562 - 1621 Jan Pieterszoon Sweelinck
Nederlands componist, organist, klavecinist, muziekpedagoog, muziekorganisator en ensembleleider uit Deventer. Hij geldt als de belangrijkste Nederlandse componist in de overgang van renaissance- naar barokmuziek. Zijn vader was organist in de Lebuïnuskerk in Deventer. In het directe voorgeslacht van Jan Pieterszoon Sweelinck komen drie organisten voor: zijn vader, oom en grootvader. Het gezin verhuisde naar Amsterdam, waar zijn vader tot aan zijn dood organist was van de Oude Kerk. Sweelinck was al op 15-jarige leeftijd vaste organist van de Oude Kerk.
Sweelinck leerde het klavierspel op orgel en klavecimbel van zijn vader, maar kreeg ook les van organisten van de Sint Bavokerk in Haarlem. Naar men zegt heeft Sweelinck studiereizen gemaakt naar Venetië, waar hij in contact kwam met Vivaldi en met de organist van de Sant Marco.
Sweelincks reputatie in Amsterdam was zeer groot. Zijn reputatie had ook betrekking op zijn expertise op het gebied van orgelbouw. In de loop van zijn leven werd hij meermalen gevraagd voor adviezen en keuringen bij nieuwe of gerestaureerde orgels. Sweelinck moet niet alleen een voortreffelijk componist zijn geweest. Over zijn talenten als briljant improvisator op klavecimbel en orgel werd bij zijn leven reeds hoog opgegeven. Ook ging een sterke roep van hem uit als muziekpedagoog. Sweelinck was als componist en als muziekpedagoog tot ver buiten de landsgrenzen bekend en beroemd. Reeds tijdens zijn leven verschenen vele van zijn vocale werken in druk en verspreidden zich over geheel Europa. Hij componeerde vele klavierwerken (koraalvariaties, toccata's, e.d.) en schreef ook ensemblewerken (zoals a capella bewerkingen van alle oorspronkelijke Franstalige psalmliederen uit het 16de-eeuwse protestantse psalmgezangboek).
Sweelinck is de enige Nederlandse componist wiens beeltenis op papiergeld heeft gestaan. Hij stond op het biljet van 25 gulden, dat in 1972 in omloop kwam. Ook op een postzegel in de serie Zomerzegels van 1935 is de componist afgebeeld.
1567 - 1643 Claudio Monteverdi
Italiaans violist, zanger, componist en dirigent uit Cremona (Lombardije). Zijn werk markeert de overgang van renaissance- naar barokmuziek. Hij was een groot en in zijn tijd geëerd musicus. Monteverdi was muzikaal vroegrijp. In de leeftijd tussen 15 tot 23 jaar publiceerde hij vijf boeken met composities. Daarna werd hij gedurende 12 jaar hofmuzikant, zanger en hulpdirigent. Aan het hof componeerde hij opera's. In 1613 werd Monteverdi aangesteld als maestro di capella aan de San Marco in Venetië. Hij kreeg feitelijk de muzikale leiding van de stad en was daarmee financieel onafhankelijk geworden. Zijn taak was het verschaffen van geestelijke muziek bij het kerkelijk jaar en bij staatsbanketten. Gedurende 30 jaar componeerde Monteverdi diverse werken. In zijn laatste jaren schreef hij drie nieuwe grote opera's. Het betreft de absolute hoogtepunten in het scheppingswerk van Monteverdi. Bij zijn leven was Monteverdi beroemd. Heinrich Schütz kwam bij hem studeren en had grote waardering voor hem.
Na een lange periode van vergetelheid wordt zijn muziek nu weer volop uitgevoerd. De door Monteverdi geschreven opera's worden algemeen erkend als de onmiskenbare hoogtepunten, waarmee de canon van de Westerse opera begint.
1585 - 16 72 Heinrich Schütz
Duits componist, ensembleleider en organist uit Thüringen. Op het gebied van met name kerkmuziek wordt hij over algemeen beschouwd als de belangrijkste luthers-protestantse componist vóór Johann Sebastian Bach. Daarnaast geldt hij als een van de belangrijkste componisten van de gehele 17e eeuw. Hij schreef de eerste Duitse opera, Dafne, die werd opgevoerd in Torgau in 1627. Hij kreeg een opleiding aan het hof van vorst Maurits van Hessen-Kassel, die ook een muzikale opleiding in Venetië bekostigde. Terug in Duitsland trok hij naar Dresden om daar te werken als hofkapelmeester bij de keurvorst van Saksen. Dat wil zeggen dat hij de leider van de grootste en belangrijkste muzikale instelling in het protestante deel van Duitsland werd. Tijdens de Dertigjarige Oorlog (1618-1648) werkte hij in Kopenhagen als hofkapelmeester van koning Christian IV. Schütz componeerde er veel feestmuziek. Hij verbleef ook enkele jaren in Denemarken. Terug in Duitsland werd hij kapelmeester aan het hof van vorst Georg Von Calenberg.
Schütz componeerde muziekstukken voor één tot vijf solostemmen zonder andere instrumenten (a capella) en schreef veel meerkorige vocale concerten gebaseerd op psalmteksten. Dit waren zijn alom geprezen bijdragen aan het genre van de geestelijke muziek. Schütz schreef ook psalmberijmingen en componeerde motetten.
Barok 1620-1750
De barokmuziek kon in het bijzonder gedijen door de bloeiende muziekcultuur aan de diverse Europese vorstenhoven. Veel rijke hooggeplaatsten hadden musici en/of componisten in dienst. Veel hoogtijdagen en festiviteiten werden opgeluisterd door speciaal voor die gelegenheid in opdracht gecomponeerde werken. Ook ten behoeve van kerkelijke erediensten werden in het tijdperk van de barok nieuwe muziekvormen ontwikkeld.
Enkele kenmerken van de barokmuziek:
1. Het gebruik van thema's uit de Griekse en Romeinse mythologie.
2. Typisch instrumentale vormen (concerto grosso, suite) bedoeld voor adellijke kringen.
3. Adellijke dansvormen.
4. Magere, sobere bezetting.
5. Veel weelderigheid, pracht, praal en versieringen in de muziek.
1659-1725 Alessandro Scarlatti
Italiaans componist, muziekpedagoog en klavecinist uit Palermo. Hij verwierf vooral bekendheid door zijn oratoria, cantates en opera's. Hij was de vader van componist en organist Domenico Scarlatti. Alessandro kwam uit een muzikale familie. Zijn zus zong als operazangeres. Toen hij negentien jaar oud was, schreef hij zijn eerste oratorium, dat in Rome opgevoerd werd. In 1679 werd hij kapelmeester bij Christina van Zweden, die in Rome in ballingschap leefde. In 1684 kreeg hij een aanstelling in Napels bij de onderkoning van Spanje. In 1702 werkte hij in Florence voor een begaafde musicus uit die stad. Een kardinaal uit Rome bezorgde Scarlatti in 1703 een aanstelling in de Santa Maria Maggiore.
Van de veertig opera's die hij heeft gecomponeerd zijn er zeven volledig bewaard gebleven. Scarlatti heeft 38 oratoria geschreven. Zijn muziek is spontaan en verrassend, soms ook onsamenhangend. Scarlatti had een grote invloed op de muziek van G.F. Händel. Rond 1708 ontmoetten ze elkaar bijna dagelijks.
1678-1741 Antonio Lucio Vivaldi
Italiaans violist, priester en componist uit Venetië. Zijn vader, hielp hem met zijn carrière in de muziek en meldde hem aan bij de Cappella di San Marco, waar vader Vivaldi zelf een vooraanstaand violist was. In 1703 werd Antonio priester, maar niet voor lang. In 1704 werd hij eerste violist in een weeshuis voor meisjes in Venetië dat tevens een conservatorium was. Dat was zeer succesvol. Voor de wezen schreef Vivaldi de meeste van zijn concerten, cantates en gewijde muziek. Als hij niet op een van zijn vele reizen was, vervulde Vivaldi verschillende taken in het weeshuis. In 1713 kreeg hij de verantwoordelijkheid voor alle muzikale activiteiten in het instituut. Vivaldi had zijn hele leven een zwakke gezondheid (astma). Hij overleed in 1741 op 63-jarige leeftijd.
Vivaldi was een zeer productieve componist. Zijn werk omvat onder andere meer dan 500 concerten (waarvan 223 voor viool en 27 voor cello), 46 opera's, 73 sonates. Daarnaast kamermuziek en gewijde muziek. Zijn beroemdste werk is "De vier jaargetijden (Le Quattro Stagioni)", een cyclus van vier vioolconcerten (zie document "De vier jaargetijden"). Zijn composities hebben allemaal een opusnummer gekregen (van opus 1 tot opus 13). De afkorting RV met nummer (bijvoorbeeld RV315) wordt gebruikt om een werk te identificeren. Vivaldi's muziek is vernieuwend. Zijn composities zijn helder, met harmonische contrasten. Vivaldi slaagt er vaak in vernieuwende melodieën en thema's te bedenken. Van belang is ook dat zijn muziek bedoeld is om ook de massa aan te spreken in plaats van alleen de intellectuele elite. Het vrolijke karakter van zijn muziek weerspiegelt Vivaldi's eigen plezier in het componeren en is een belangrijke reden voor de enorme populariteit van zijn werk.
1681-1767 Georg Philipp Telemann
Duits componist, dirigent en organist uit Maagdenburg. Vermoedelijk de meest productieve componist uit de geschiedenis. Telemann kreeg zijn muzikale opleiding van de Maagdenburgse organist en cantor. Zijn moeder liet hem rechten studeren in Leipzig. Op weg naar Leipzig kwam hij in Halle in contact met de jonge Georg Friedrich Händel. Zij werden goede vrienden.
Al spoedig besloot Telemann componist te worden. In 1702 werd hij tot artistiek directeur van de Opera van Leipzig benoemd en begon hij aan zijn eerste opera's. Verder was hij als organist en muziekdirecteur aan de Nieuwe Kerk te Leipzig werkzaam. In 1705 werd hij kapelmeester aan het hof. In 1706 werd hij hofkapelmeester aan het hof van Saksen-Eisenach. Hier leerde hij Johann Sebastian Bach kennen. In 1712 werd Telemann benoemd tot kapelmeester en stedelijk muziekdirecteur in Frankfurt aan de Main. Gedurende de negen jaar aldaar ontstonden vele kerkmuziekwerken, vooral cantates en een passion. In 1721 vertrok Telemann naar Hamburg en werd daar organist, cantor en muziekdirecteur van de vijf Evangelisch-Lutherse hoofdkerken in Hamburg. Telemann leefde en werkte het grootste deel van zijn leven (ruim 45 jaar) in Hamburg. Hij componeerde daar onder meer 25 opera's.
Telemann was tijdens zijn leven de beroemdste in Duitsland levende componist en musicus. Zijn grote oeuvre omvat naast opera's, veel kerkmuziek, waaronder cantates, oratoria, passiemuziek, motetten en psalmen, alsook een groot aantal (meer dan 1000) instrumentale werken, zowel kamermuziek als orkestmuziek. Hij schreef koorwerken voor verschillende geestelijke en wereldlijke gebeurtenissen. In totaal schreef hij rond 1200 kerkcantates, 23 passiemuzieken, 5 passieoratoria, 13 psalmmuzieken, 9 wereldlijke cantates en serenades, 13 motetten en 6 missen. Hij was een tijdgenoot van Johann Sebastian Bach, die inmiddels beschouwd wordt als de grotere componist, terwijl Telemann tijdens zijn leven als belangrijker werd beschouwd.
1685-1759 Georg Friedrich Händel
Duits componist uit Halle. Samen met Johann Sebastian Bach, die in hetzelfde jaar (1685) werd geboren, wordt Händel als een van de grootste componisten van zijn tijd gezien. Hij was het grootste deel van zijn leven componist aan het Engelse hof.
Händel stamde niet uit een muzikale familie, maar wel uit een geslacht van welgestelde ambachtslieden. Al vroeg openbaarde zich bij Händel talent en belangstelling voor de muziek. Zijn vader, lijfchirurg aan het hof, zag hem liever rechten studeren en verzette zich aanvankelijk tegen deze neiging, maar Händel oefende stiekem. Met hulp van de hertog van Saksen kreeg Händel een opleiding, werd organist in Halle en na twee jaar violist in Hamburg. Hij reisde naar Florence, ontmoette vele musici en schreef daar een opera, componeerde in Rome, Napels en Venetië. In Rome ontmoette hij Alessandro Scarlatti en diens zoon Domenico, die even oud was als Händel. De beide jongelieden hielden een wedstrijd in improvisatie. Händel won op het orgel.
In 1710 werd Händel hofkapelmeester in Hannover door bemiddeling van de jongste broer van de later tot koning benoemde George I van Groot-Brittannië. Aan het einde van dat jaar reisde hij voor het eerst naar Londen. In Londen werd zijn opera Rinaldo een ongeëvenaard succes. Hij reisde wel weer terug naar Hannover, maar vast van plan zo snel mogelijk terug te keren.
In 1712 vertrok Händel opnieuw naar Londen. Hij componeerde voor een pleziertochtje van koning George I op de Theems zijn zeer bekende "Water Music". De kapel maakte muziek, terwijl de bootjes met het tij meedreven. In 1724 stopte Händel met het schrijven van cantates die in privésfeer werden uitgevoerd. Vanaf dat moment componeerde hij vele opera's. In 1727 werd Händel Engels staatsburger. Hij begon een aantal muzikale ondernemingen, maar dat was niet altijd een succes. In 1737 zat Händel geestelijk en lichamelijk in de put, nadat hij was getroffen door een beroerte, zodat hij nauwelijks kon spelen. In een kuuroord in Aken zocht hij herstel.
In de jaren erna componeerde hij vele oratoria. Een van zijn bekendste en meest succesvolle oratoria is de "Messiah", dat op 13 april 1742 voor het eerst in Dublin werd uitgevoerd. Het Bijbelse onderwerp van de "Messiah" is de Messias. Het refrein is "And the Glory of the Lord", hulde aan het leven van Christus. Ter gelegenheid van de Vrede van Aken in 1749 schreef Händel de "Music for the Royal Fireworks", bestemd voor de opvoering in het Green Park in Londen. De generale repetitie was een succes. Vanwege de 12.000 bezoekers raakten de toevoerwegen over de Theems verstopt. De première verliep niet vlekkeloos vanwege slecht weer. In 1751, werd hij blind aan zijn linkeroog, waarop hij stopte met componeren. In 1753 was Händel volkomen blind. Hij bleef ondanks dit gebrek orgel spelen en dirigeren. Hij stierf in 1759 en werd onder grote publieke belangstelling bijgezet in Westminster Abbey.
Händel componeerde in totaal meer dan 610 werken, waarvan vele nog steeds worden uitgevoerd. Hij schreef veel muziek-dramatische werken: 42 opera's, 29 oratoria, meer dan 120 cantates, trio's en duetten. Verder kerkmuziek en serenades. Onder zijn instrumentale werken vallen de orgelconcerten, concerti grossi, ouvertures en kamermuziek zoals hobo- en vioolsonates en werken voor klavecimbel en orgel.
1685-1750 Johann Sebastiaan Bach
Duits componist, organist, klavecinist, violist, muziekpedagoog en dirigent uit Eisenach. Hij wordt door de meeste muziekwetenschappers beschouwd als een van de grootste en invloedrijkste componisten uit de geschiedenis van de klassieke muziek vanwege de inventiviteit waarmee hij melodie, harmonie en ritme, maar ook diverse muziekstijlen uit zijn tijd en dansvormen combineerde. Vele componisten na hem werden daardoor geïnspireerd en trachtten hem te evenaren.
Bach was een telg uit een oud muzikaal geslacht (over 7 generaties telde het meer dan 120 musici). Hij kreeg al op zeer jonge leeftijd vioolles van zijn vader Johann Ambrosius Bach. Op 9-jarige leeftijd werd hij wees en kwam hij terecht in het gezin van zijn oudste broer die kerkorganist was. Die merkte het bijzondere muzikale talent van de jongste broer op en bracht hem de beginselen van het maken van muziek bij, vooral wat betreft het bespelen van het orgel en het klavier. In deze periode begon Bach, voornamelijk op eigen kracht, met componeren. Rond 1700 vertrok hij uit het gezin van zijn broer. Hij trad in diverse plaatsen op als organist en raakte bekend met de orgelbouw.
Bach trouwde op 22-jarige leeftijd met zijn nicht. Deze stierf reeds op 35-jarige leeftijd. Bach, als weduwnaar met kleine kinderen, hertrouwde een jaar later. Vele van zijn kinderen stierven op jonge leeftijd. Bach was een toegewijd huisvader, die veel met zijn gezin musiceerde. De persoonlijke tragedies versterkten zijn geloof en inspireerden hem tot het schrijven van geweldig veel prachtige muziek. Vier van Bachs zonen werden eveneens componist of musicus.
In 1708 werd Bach hoforganist in Weimar, waar later ook de latere componisten als Strauss, Wagner en Liszt hun thuisbasis hadden. Hij verbleef daar 11 jaar en onderhield in deze periode nauwe collegiale betrekkingen met Georg Philipp Telemann, toen hofkapelmeester in Eisenach.
In 1717 werd Bach kapelmeester aan het hof van Anhalt-Köthen. De aanstelling betekende een radicale breuk met de functies die Bach tot dan toe had uitgeoefend. Het hof te Köthen was calvinistisch, zodat er geen plaats was voor een 'gereguleerde' kerkmuziekpraktijk naar lutherse opvatting. Van hofkapelmeester Bach werd verwacht dat hij zich toelegde op wereldlijke muziek voor concerten, feesten en speciale gelegenheden, zoals de verjaardag van de vorst. Tegen 1723 waren er redenen voor Bach om naar een andere baan te solliciteren. Op 38-jarige leeftijd werd hij toen Thomascantor in Leipzig, destijds een belangrijk centrum voor de klassieke muziek. Hij werd verantwoordelijk voor de kerkmuziek in de twee hoofdkerken van Leipzig en werd tevens de muziekleraar aan de Thomasschule en leider van het Thomanerchor (het schoolkoor). Bach heeft daar in een periode van 27 jaar ontzettend veel werken gecomponeerd (waaronder de Mattheüs-Passion).
In zijn werk als organist is Bach niet altijd even gemakkelijk geweest. Er waren nogal eens conflicten met opdrachtgevers. In de laatste drie jaar ging zijn gezichtsvermogen sterk achteruit (oogziekte) tot blindheid toe en werd hij getroffen door beroerten. Hij stief in 1685.
In totaal heeft Bach ruim 1100 werken gecomponeerd. Er is een apart register waar al zijn werken een nummer hebben gekregen. Bach schreef cantates voor zowel geestelijk als wereldlijk gebruik. Zijn meest bekende werken zijn "De Brandenburgse Concerten" (een serie van zes concerten) en "De Mattheüs-Passion" (een oratorium over het lijden en sterven van Jezus volgens het Evangelie van Matteüs). Erg bekend zijn ook zijn vele orgelwerken en concerten voor solo-instrumenten. Bachs muziek geldt als hoogtepunt van Lutheraanse kerkmuziek en als “muzikale uitdrukking van de Reformatie”. Naar Bachs mening had muziek twee wezenlijke doelen. Muziek behoort “tot Gods eer en tot zielsverrukking" te zijn. Bachs vocale geestelijke werken tonen hem als uitlegger van de Bijbel, ze zijn opgezet als “klinkende verkondiging” en weerspiegelen een doordachte theologische uitleg.
1685-1757 Dominico Scarlatti
Italiaans componist, klavecinist en organist uit Napels. Oudste zoon van Alessandro Scarlatti. Hij is bekend geworden door zijn sonates voor klavier, die door hun stijl en technische eisen een belangrijke invloed hebben gehad op de klaviermuziek.
In 1701 (hij is dan 16 jaar) werd hij benoemd tot componist en organist van de koninklijke kapel in Napels. In de volgende jaren bezocht Dominico met zijn vader steden als Florence, Napels en Rome. Daar hield hij met de even oude Georg Friedrich Händel een wedstrijd in improvisatie. Händel won op het orgel. Hij werd assistent-kapelmeester van zijn vader in de Santa Maria Maggiore in Rome en schreef voor kerkelijke en wereldlijke werkgevers regelmatig vocale werken en orkestwerken. Domenico verwierf al snel grote faam met zijn solo-klavecimbelspel. Scarlatti was daarna vijf jaar als hofcomponist in dienst van de in ballingschap levende Poolse koningin. De volgende vijf jaar was hij assistent-kapelmeester bij de Portugese ambassade in Rome en bij de Sint-Pieter in Rome. In 1720 kreeg Scarlatti een aanstelling als hofcomponist bij de Portugese koning en werd hij privéleraar van diens kinderen. Acht jaar lang verbleef Scarlatti aan het Portugese hof, waar hij religieuze en wereldlijke muziek schreef.
Vanaf 1729 tot aan zijn dood werkte hij aan het Spaanse hof, maar niet in een hoofdrol. Wel werd hij in 1738 door de koning tot ridder benoemd vanwege bewezen diensten. Scarlatti overleed in 1757 op 71-jarige leeftijd. Hij werd zes jaar ouder dan Bach, twee jaar jonger dan Händel.
Meer dan 90% van Scarlatti's oeuvre bestaat uit klaviersonates. Hij schreef ruim 560 sonates, ten minste één oratorium en een aantal opera's. Voorts zijn er tot dusver wat cantates en ten minste zeventien symfonieën gevonden. In 1985 (in het 300e geboortejaar van Bach, Händel en Scarlatti) was er een herontdekking van het werk van Dominico Scarlatti.
Een samenvatting van de beschrijving van voorgaande componisten is te vinden in document "Grootheden Componisten 1".
Invulling van de componisten uit de
Klassieke Periode
Romantieke Periode
Moderne Periode
volgt nog